Werken in het buitenland
Werken in het buitenland
    Ik heb van 1954 tot aan m’n ’vut’ in 2000 ruim 46 jaar met veel plezier gewerkt in de elektrotechniek. Als je me vraagt, vertel eens wat uit die tijd, dan denk ik wat is daar nu zo interessant aan. Ik kan mij absoluut niet voorstellen dat iemand geïnteresseerd kan zijn in zulke saaie dingen als, elektrische storingen zoeken en verhelpen, kabels leggen en aansluiten, verdeelkasten samenstellen, verlichting monteren etz. Echt interessante zaken komen aan de orde bij b.v. de politie, brandweer, ziekenhuizen, het leger enz. In de techniek hoe boeiend ook voor degene die daarin werken, zo saai of zoals ze nu zeggen, ’lekker boeiend’, is het voor een ander.

De Ambachtsschool
    
Na de lagere school moest ik kiezen wat ik wilde worden, het zou de Ambachtsschool zijn, dat stond wel vast. Maar om op je 12e jaar een beroepskeuze te maken, is eigenlijk onmogelijk. Ik wist het niet, zodat mijn vader zei; 'de jongens (mijn neven, een tweeling van een broer van mijn vader) die worden instrumentmaker, dus dat is misschien ook wel wat voor jou'.
Dus ik naar die opleiding, duurde 3 jaar waarvan de eerste 2 jaar als fijnbankwerker. Op onze school waren 2 klassen fijnbankwerker, met zo'n 30 leerlingen per klas, die samengevoegd werden tot 1 klas instrumentmaker. En u raadt het al, hoe mooi mijn cijfers ook waren, er waren er met veel betere cijfers, dus ik kreeg mijn diploma fijnbankwerker.

    
Nu kon ik kiezen, of werken als fijnbankwerker, of nog een jaar langer op de Ambachtsschool blijven en een jaar elektrotechniek gaan doen. Ik kon gelijk naar de 2e klas elektrotechniek, dus dat gedaan en zoals gezegd daar heb ik nooit spijt van gehad en ben al die jaren in dat vak blijven werken.
Die goede oude Ambachtsschool, de school waar je toen nog een echt vak kon leren. De leerkrachten kwamen veelal zelf uit de praktijk en waren door avondstudie hogerop gekomen. Mijn leraar elektrotechniek (hr. Molenaar) was zelf als elektricien werkzaam geweest in de kolenmijnen (ondergronds) in Limburg. Zulke mensen wisten van de hoed en de rand, daar haalde je geen geintjes mee uit, wij hadden daar als leerlingen groot respect en ontzag voor. Dat waren vakbekwame leerkrachten, niet alleen theoretisch geschoold maar ook en vooral zeer praktisch ingesteld.
Klas 2F elektrotechniek, jaar 1953 t/m 1954.
Mijn persoontje links boven zonder overall.
Ambachtsschool aan de van Madestraat in Delft. De foto is ver voor mijn tijd, maar is wel precies de school die ik me herinner.
De afbraak
   
Dit prachtige school type is bewust door de politiek de vernieling in geholpen, als het niet bewust is gedaan dan is het nog erger, dan is het door onkunde gedaan. Leerkrachten, bedrijven en deskundigen konden rapporten schrijven, acties houden en bezwaren indienen wat ze wilden, de politiek wist het beter. Het hele onderwijs systeem moest op z'n kop, alles moest anders en beter, weet u nog? De 'maakbare samenleving' was toen het credo. Na de invoering van de Mammoetwet in augustus 1968 werd het de Lagere Technische School, de LTS en maakt sinds 1999 deel uit van het VMBO.

    De tegenhanger van de Ambachtsschool was de Huishoudschool. Met de invoering van de Mammoetwet kreeg het de naam Lager Huishoud- en Nijverheidsonderwijs (LHNO). Via tussenstappen is toen de samensmelting tot stand gebracht tussen Lager Technisch onderwijs en Huishoud- en Nijverheidsonderwijs, eerst het VBO later ook het VMBO. Door al de veranderingen verlieten veel van de LTS leerkrachten gefrustreerd over de vervlakking het onderwijs.

    De grootste fout die m.i. is gemaakt is dat men de oude Ambachtsschool, de latere Technische School, heeft laten verdwijnen. Men had ze moeten moderniseren en ook voor meisjes toegankelijk moeten maken. Waren ze toen aangepast voor de snel opkomende nieuwe technieken, zoals op mijn gebied b.v.: PLC besturingen, Demotica, tekenen met Cad systemen enz., dan waren het nu ook nog prachtige technische opleiding instellingen geweest.

    Het resultaat is genoegzaam bekend, de conclusies van de 'Commissie-Dijsselbloem' zijn niet vleiend. Deze conclusies zijn m.i. op zijn zachts gezegd ook met een flinke korrel zout te nemen, immers ook hier weer geld dat; 'de slager keurt zijn eigen vlees'. Uiteindelijk is de hele politiek verantwoordelijk voor dit debacle. Een stukje uit de samenvatting van de Commissie-Dijsselbloem:

Deze brug moet de befaamde pontjesbrug de ''Koninging Emmabrug', ook wel genoemd de 'Swinging Old Lady' gaan ontlasten. In 1974 is deze brug als de 'Julianabrug' geopend. Hij is 55 mtr hoog zodat bijna alle schepen er onderdoor kunnen.
'Pletterij Enthoven' bouwde brug over de St. Annabaai in Willemstad op Curaçao. Op 6 november 1967 stortte de brug in. Hierbij zijn 15 Curaçaose werknemers om het leven gekomen.
       Mooie woorden allemaal, maar wat is ervan terechtgekomen. Ik vertaal het maar in mijn eigen woorden en een beetje kort door de bocht, dat weet ik. Is thuis mijn afvoer verstopt dan moet er een Pool of Roemeen komen, omdat er te weinig vakbekwame Nederlandse jongere beschikbaar zijn. Veel van de Nederlandse jongeren verlaten voortijdig de school zonder diploma en hebben geen of onvoldoende een vak geleerd. Zij ’genieten’ van een uitkering en zitten zich thuis stierlijk te vervelen. Vier jaar theorie zoals nu op het VMBO wordt gegeven met vakken waar ze totaal geen interesse in hebben is m.i. twee jaar te lang voor jongelui die met ’hun handen’ bezig willen zijn. Het gaat hier wel om 60% van de Nederlandse jongeren die graag zelf beroepsonderwijs willen volgen zonder teveel poespas.

     Af en toe hoor je weer geluiden om de Ambachtsschool weer in zijn oude glorie te herstellen. Door dat te doen is het eigenlijk toegeven dat de politiek hopeloos heeft gefaald. Het is te hopen dat ’Den Haag’ zich dan alleen zal bezighouden met het verstrekken en controleren van de financiële middelen en de inhoudelijke invulling aan schooldirecties en besturen zal overlaten. Die hebben de contacten met en kennen de wensen van het bedrijfsleven op technisch gebied.

     Die goeie ouwe Ambachtsschool, was ideaal voor knapen zoals ik, die niet gehinderd willen worden door en geen behoefte hebben aan veel theoretische kennis, maar meer met hun handen bezig wilden zijn. Dat type school is en blijft voor mij het ideale, alle hoogdravende prietpraat van quasi deskundigen en politieke nitwits ten spijt.


Werken
     Na het jaar elektrotechniek ging ik werken bij de ’Delftsche Elektrische Installatie Maatschappij’ de (DEIM) in Delft.
’s Avonds naar de avondschool en leerlingstelsel, toch maar mooi vier avonden in de week. In het kader van het leerling-stelsel moest ik 2 jaar bij de DEIM blijven werken en ging daarna in dienst bij het toenmalige Spoorijzer in Delft. In 1958 moest ik i.v.m. de militaire dienstplicht 21 maanden in militaire dienst.

     Na dienst ’s avonds leren voor het VEV aspirant monteur, daarna hulpmonteur en monteur. In 1965 slaagde ik voor m’n Elektrotechnisch Installateurs Diploma. Gedurende een 15-tal jaren was ik werkzaam bij het staal-constructie bedrijf Spoorijzer N.V. in Delft. Langzaamaan was ik opgeklommen van hulpmonteur naar meewerkend voorman en tenslotte had ik de leiding van het elektrische werkplaats(je).

     Spoorijzer was, zoals veel bedrijven toen, voorzien van veelal vooroorlogse machines en productie processen. Het overgrote deel van de opdrachten bestond uit werk zoals o.a. steenkolenwagens voor de Staatsmijnen, smalspoor voor de steenfabrieken, palmpit- en suikerrietwagens voor Indonesië, wissels voor de Nederlandse Spoorwegen. Eén voor één en in een relatief kort tijdsbestek vielen veel van deze opdrachten weg. Het waren opdrachten die haast automatisch werden gegund, enerzijds door de goede persoonlijk contacten met de diverse directies, anderzijds uiteraard door het niveau van het geleverde werk. Zo was het voor de oorlog gegaan en de directie dacht na de oorlog op de oude voet door te kunnen gaan. Maar dat liep anders, alle kolenmijnen in Limburg werden stuk voor stuk op last van de regering gesloten. Veel steenfabrieken gingen dicht. Indonesië werd onafhankelijk en wilde voorlopig niets meer met het Nederlandse zakenleven van doen hebben.

     Met man en macht probeerde Spoorijzer het tij te keren, door beter opgeleide mensen binnen te halen,  moderne machines aan te schaffen en nieuwe werkplaatsen te bouwen. Veel inspanningen werden verricht om andersoortig werk te verkrijgen, wat maar gedeeltelijk lukte. Het merendeel van de oudere medewerkers waren niet of nauwelijks in staat om over te schakelen op het werken met nieuwe machines en technieken. Er kon daardoor niet die prijs/kwaliteit neergezet worden die door de toenemende concurrentie werd vereist.
Zoals het ging bij Spoorijzer, zo verging het veel staalconstructie bedrijven. Wat er aan constructiewerk overbleef was door de moordende concurrentie alleen haast tegen kostprijs te verwerven. Overnames en fusies kwamen meer en meer voor. Constructiebedrijf Pletterij Enthoven, dat naast Spoorijzer was gelegen en Spoorijzer zelf werden in 1967 overgenomen door het bouwconcern Nederhorst en de twee staalbedrijven gingen verder onder de naam NCM. Er was even een korte opleving maar ook dit hielp niet om de uiteindelijke sluiting te voorkomen.

     Bij de meeste fusies worden functies overbodig, personeel boventallig en ook hier werden een behoorlijk aantal (veelal ouderen) mensen ontslagen. Dat ik er wegging kwam, door dat mijn collega van ’Pletterij Enthoven’ die veel ouder was dan ik, niet onder zo'n broekie wilde werken, ook al had die meer papieren. Ik zag een dergelijke constructie eerlijk gezegd ook niet zitten en had in Rijswijk ondertussen, al een nieuwe baan bij een drukkerij aangenomen.


"...Daarnaast beveelt de commissie aan dat er in het beleid erkenning en waardering komt voor die leerlingen wier talenten niet zozeer op het cognitieve vlak liggen maar veeleer op het praktische vlak. Zij zullen het niveau van de startkwalificatie, die zozeer centraal in het beleid staat, niet kunnen halen. Bij deze erkenning hoort ook een adequaat onderwijsaanbod in de vorm van een volwaardige, met een vakdiploma af te sluiten, arbeidsmarktgerichte leerweg..."
Naar 'de West'
     Bij Spoorijzer werkte toen een jonge ingenieur die als practikant in de Technische Dienst was gekomen en na zijn afstuderen was gebleven. Kort voor mijn laatste werkdag vroeg hij me om even langs te komen en hij vertelde dat een werkmaatschappij van het ’Nederhorst Concern’ iemand met mijn papieren zocht. Het was om tijdens de bouw van een 120.000 tons droogdok in Curaçao, de elektrische installaties aan te leggen. Verder om alle elektrische reparaties en onderhoud aan het materieel te doen. Na wikken en wegen met het ’thuisfront’ besloten we om dit avontuur aan te gaan en toog ik naar het hoofdkantoor van ’Havenwerken’ in Amsterdam voor een kennismaking- en sollicitatie gesprek. Na een plezierige ontvangst en uitgebreide informatie werd ik na een aantal weken aangenomen en zegde gelijk mijn nieuwe baan op. Ik ben die ingenieur toen bij Spoorijzer, daar nog steeds dankbaar voor.

     Na de nodige keuringen en inentingen vertrok ik begin 1970, driekwart jaar na de beruchte rellen van 30 mei 1969, voorlopig alleen maar vol goede moed naar Curaçao. Dit was het begin van ruim 10 jaar werken op diverse projecten in verschillende landen.
Het begin van de de mooiste tijd uit mijn werkzame leven!