Op Curaçao kon je ook al in 1970 een aantal leuke uitstapjes doen. Nu zijn er, mede doordat er van overheidswege meer aandacht aan het toerisme wordt gegeven als een noodzakelijke bron van inkomsten, veel meer toeristische attracties bijgekomen. Om er een paar te noemen, het zeeaquarium, meer duikclubs met PADI opleidingen, de struisvogelfarm, Bounty Sailing Adventures, boot & snorkel excursies, rondleidingen in Willemstad en op het eiland, enz. De grotten van Hato waren er toen natuurlijk ook wel, maar helaas gesloten voor het publiek en eerlijk gezegd ik had er toen ook nog nooit van gehoord.

     Maar de meeste tijd waren we wel luierend of zwemmend op Jan Thiel of Blauwbaai te vinden, er zijn daar heerlijke zandstranden, dus ideaal voor de kinderen. Op Blauwbaai waren toen een aantal afdakjes gemaakt met palmbladeren zodat je daar in de schaduw kon zitten, wij gingen dan later in de middag, lekker rustig.
Tussen de Piscaderabaai en Sint-Michiel is Blauwbaai. Het midden van de baai is zanderig, zodat het rif aan de buiten-kanten gemakkelijk zwemmend te bereiken is vanaf de baai. Vanaf het strand loopt de bodem langzaam af tot ca. 10 mtr,  hier goed te zien aan de lichtere kleur van het water. Daarna loopt het af tot bijna 30 meter. Ook hier is weer een grote diversiteit aan koraal te bewonderen, waaronder veel plaat-koraal, draadkoraal en heel veel dieper, zwartkoraal.
Jan Thiel zoals het er nu uit ziet. Het vlot rechts boven in de baai is er nog steeds. Wij zaten meestal bij het rechter piertje op een zandstrandje onder de overkapping. Vanaf dit strandje gingen we met duikequipment het water in en even de pier om zwemmen en je zat direct bij het koraal. Hoewel het hier de rustige kant van de zee is, kon het er toch ook wel aardig te keer gaan en onderwater zag je vaak de schade, speciaal het koraal dat lijkt op een hertengewei lag er stuk geslagen bij.
Een dagje Westpunt was een leuk uitstapje, met een bezoek aan landhuis Ascencion, of barbecueën aan de Noordkant. Zo’n ritje naar Westpunt was erg leuk, omdat je dan reed op onverharde wegen langs metershoge cactussen. Onverhard is eigenlijk allemaal diabaas, ongeasphalteerd is beter.
Op veel plaatsen waren de karakteristieke Dividivi bomen   waarbij, daar de wind op Curaçao altijd één kant op waait, hun takken ook één kant opgroeien. Omdat de bomen zo veel moeite hebben om aan water te komen en het water schaars is, gaat de groei langzaam en daardoor is het hout keihard.
Op zaterdagen gingen we regelmatig even de stad in. Het was toen in 1970 alleen winkelen in Punda, omdat het jaar daarvoor grote rellen waren geweest in hoofdzakelijk Otrabanda waarbij een groot aantal huizen en winkels in vlammen waren opgegaan.
     Er waren een flink aantal mooie winkels, waarvan zeker die van de juwelier Spritser & Furhman er wel uitsprongen. In hun etalage waren onder andere grote kleurrijke opengewerkte kristallen stenen waar in de holtes gouden sieraden waren uitgestald.

     Na het winkelen was het even wat drinken op een terrasje op het Da Costa Comes plein. Voor de bood-schappen gingen we geregeld naar Suikertuintje, daar kwamen we ook vaak bekenden tegen. Na het shoppen even wat drinken op het terras onder de grote bomen, heerlijk toeven was het daar.