Toen de Portugezen in Angola nog de scepter zwaaiden, waren ze bezig om van de hoofdstad Luanda een mooie en moderne stad te maken. De boulevard in Luanda was toen met stip de mooiste van Afrika. Je kon er heerlijk langs terrasjes en haven slenteren, maar helaas was door de burgeroorlog het leven gigantisch duur geworden, en goederen vooral de wat luxere waren moeilijk te krijgen en er was een avondklok ingesteld.

     De Portugezen, de toenmalige kolonisators, moesten het land in 1975 praktisch van de ene op de andere dag verlaten. Half afgebouwde appartementen en kantoor gebouwen waar de torenkranen in al die tijd werkeloos staan te verroesten. De misdaad nam hand over hand toe, om de gigantisch aantallen diefstallen die er voorkomen het hoofd te bieden, deden de bewoners er alles aan om hun huizen extra te beveiligen. Alle buitendeuren werden voorzien van stalen platen met meerdere zware sloten, alle ramen hadden beschermende stalen roosters, ook in de appartementen.

     Eén van de mooie dingen van Luanda vond ik wel de makkelijke manier om ‘s avonds de weg naar de Ilha terug te vinden. Luanda was tegen heuvels gebouwd als een kom rondom de haven. Als je boven was hoef je alleen maar de wagen in z’n vrij te zetten en je ging vanzelf richting haven en was de weg naar de Ilha snel gevonden.
De mooie boulevard van Luanda, helaas niet zo'n mooie foto.
De Luanda boulevard bij nacht, was uniek in Afrika.
    Het werk in Luanda bestond uit het herstellen van een flink aantal golfbrekers op de Ilha de Luanda, een langgerekt schiereiland dat als een natuurlijke bescherming diende voor de haven van Luanda.
Voor het uitgezonden personeel is er een eigen compound gebouwd.

Het Algemeen Dagblad van 27 juli 1987 schreef hierover:

              

  

   



Het A.D. vervolg dan:


  

 
   
    
Voordat het Volker Stevin compound klaar was sliepen we in een villa die was gehuurd van de Nederlandse ambassade. Er was toen in Luanda een avondklok ingesteld wat inhield dat we niet na 10 uur ’s avonds buiten mochten zijn. Een collega en ik gingen wekelijks kaarten bij mensen die woonden in Luanda en waarvan de man werkte bij het handelskantoor Zuid-Casa Hollandesa. We moesten natuurlijk wel zorgen dat we ons spelletje voor tienen uithadden, anders konden we in de problemen komen bij eventuele controles.
Het 'proper dorpje' werd inderdaad een bijzonder fraai geheel, ik heb het helaas niet helemaal klaar gezien.
Het compound in aanbouw, de 'knisperende paden' werden later van beton gemaakt.
     Het bedrijf moest volgens het contract twee maal-tijden per dag verstrekken aan de lokale werknemers en daarvoor was een keuken gebouwd met eigen koks. De uitvoerders klaagden wel eens dat 'hun' mensen niet vooruit te branden waren en dachten dat ze er alleen maar voor het eten waren.

     Ik kon me er wel wat bij voorstellen en had er een aardige oplossing voor gevonden. In het huis, dat van de Ambassade was gehuurd, was ook een gedeelte van de voedselvoorraad opgeslagen. Voor mij geen grote moeite om af een toe wat blikken eten te 'lenen', wat de monteur die ik bij me had een extra impuls gaf. Uiteraard konden de uitvoerders met hun grote aantallen mensen dat natuurlijk niet doen. Ik heb het ze uiteraard maar nooit verteld.
De monteur die ik al die tijd bij me had, met vrouw en kids.
     Een voorbeeld van de schaarste maakte ik mee toen onze kraanmachinist Arie, bij het instrueren van een lokale kraanmachinist, met een vinger klem was komen te zitten onder het hijsblok van zijn kraan. Ik bracht hem naar het ziekenhuis in Luanda waar we even in de wachtkamer moesten plaats nemen. In de wachtkamer zat ook een klein Angolees jongetje helemaal alleen, met zijn arm in een doek gewikkeld. De arts kwam Arie halen en maakte een foto van de vinger en die bleek gebroken, ´die vinger en hand moeten in het gips´, zei de arts. 'Wat heeft dat jongetje', vroegen wij, 'dat kind heeft zijn arm gebroken en moet ook in het gips. Maar het gips is op, het laatste beetje heb ik voor jou gebruikt, dat kind moet maar wachten tot er weer nieuw is', zei de arts. Hoelang dat geduurd heeft en erger nog, of dat kind z'n arm nog überhaupt in het gips is gezet, is ons niet bekend. 

    Tijdens mijn werk in Luanda werd ik verzocht om in Porto Amboim een paar generatoren te gaan bekijken die door een werkmaatschappij van Volker Stevin aan Sonangol (een semioverheidsinstantie dat toezicht houdt op de olie- en gaswinning) waren geleverd. De tocht ernaar toe werd in een klein 8 persoons vliegtuigje gemaakt, dit omdat de reis per auto te gevaarlijk was omdat er nog grote groepen zwaar gewapende rebellen rondzwierven. Een eerdere vlucht, we waren pas een 10-tal minuten in de lucht, werd plotsklaps afgebroken omdat één van de piloten ziek zou zijn. Later hoorde ik dat deze man de avond tevoren flink was doorgezakt en misselijk en kotsend achter de vliegtuig knuppel zat.

     Ik vond het niet erg dat we rechtsomkeert maakten, een paar dagen later gingen we opnieuw, met andere nuchteger bemanning weliswaar.
De 2 ouderwetse betonmolens, simpel maar betrouwbaar.
Het vullen en trillen van het beton in een blokkenmal.
    Voor het maken van beton en de betonblokken voor de golfbrekers, werd buiten Luanda een kleine steengroeve aangelegd met een crushing- en zeefinstallatie, kantoortje en een explosieve opslagplaats. Dagelijks reden Daf trucks af en aan om de gecruste steen en voor de betoninstallaties en de rotsblokken te leveren. Verder was er nog een werkplaats en de z.g. blockyard waar de betonnen blokken werden geproduceerd die zorgden voor de reparatie van de golfbrekers. Het leuke van de werken in Angola was, omdat er niets lokaal gekocht mocht worden, dat je alles tot in detail in Holland moest voorbereiden en bestellen. Je kon niemand anders de schuld geven als er te weinig of de verkeerde spullen waren geleverd je had het zelf bedacht en besteld. Voor de trucks had Daf een vertegenwoordiging in Angola wat handig was i.v.m. onderdelen.
   
     Het werk was in combinatie aangenomen met het Angolese bedrijf Hidroportos. Het voordeel was dat je makkelijk kon beschikken over lokale mensen. Op het project kantoor werkten een paar mensen van Hidroportos.

     Een onderdeel van het contract hield in dat Volker Stevin tweemaal daags een maaltijd voor de lokale mensen moest verzorgen en eenmaal per maand een voedselpakket moest verstrekken. Het was duidelijk dat het eten en de voedselpakketten de belangrijkste reden was voor de lokale werkers om te komen werken. Van het beetje geld (de Kwanza) dat ze verdienden was niets te koop, er was trouwens ook niets toen. 
Er was overal gebrek aan, niet alleen aan voedsel maar ook aan medicijnen en de normale dagelijkse benodigdheden. Er waren wel goederen te koop maar alleen met dollars te betalen en in speciale winkels voor buitenlanders. Alles moest worden ingevoerd tot voedsel aan toe.
De blockyard met boven het fort dat door Portugezen is gebouwd en nog door Hollanders is bezet van 1641 - 1648. Het heette toen Fort Aardenburg
De blockyard in het midden, foto genomen vanaf het voormalige Fort Aardenburg. Links boven het pompeuze mausoleum van Presidente Neto
     Een aardig verzetje voor ons, was de receptie t.g.v. Koninginnedag ten huize van de Nederlandse ambassadeur. Zoals de meesten van ons werk, had ik vooral oudere kleding meegenomen naar Angola. Het was echter voor degeen die naar de receptie gingen een hele klus om, de kleding was uiteraard informeel, er voor die gelegenheid een beetje fatsoenlijk uit te zien. De Nederlandse gemeenschap in Luanda was in die tijd een vrij kleine, maar er waren toch wel goede onderlinge contacten.

     Na binnenkomst in de Ambassade was het al gauw een informele en vrolijke boel, vooral ook omdat de gasten al gauw de weg naar de drankvoorraad van de ambassadeur hadden gevonden. De ambassadeur was druk bezig zijn gasten aan het verwelkomen en had voor alle mensen een aardig praatje. Op een gegeven moment had hij toch wel in de gaten dat al een flink aantal mensen steeds vrolijker werden. Om toch nog, terwijl het gezelschap nog redelijk aanspreekbaar was, zijn plichten te vervullen vroeg hij een moment om stilte, hield een korte toespraak, feliciteerde mede namens de Nederlandse gemeenschap de majesteit en na het driewerf hoera was het weldra gedaan met zijn te kleine voorraad drank.
‘Het is het Volker Stevin dorp, waar buitenstaanders niet welkom zijn. Hier bereidt het Nederlandse bedrijfsleven zich voor op de tijd dat Angola niet meer wordt verscheurd door de burgeroorlog...’
‘Op het noordpunt van het schiereiland Ilha, een natuurlijke bescherming van de Angolese hoofdstad Luanda, staat een proper dorpje van houten keten met golfijzeren daken. Knisperende paden van schelpen omzomen een tropische tuin in wording in een omgeving die vervuild en verpauperd is’.